Ricciardo dreigt zichzelf in de vingers te hebben gesneden

Daniel Ricciardo werd bij Renault twee jaar geleden binnengehaald om de jacht op succes te leiden. Flink veel punten in het eerste jaar, podiums in het tweede, overwinningen en misschien wel meer in het derde jaar; dat was ruwweg de planning van Renault. Echter, het eerste jaar liep uit op een teleurstelling, omdat het team niet zo goed was als gehoopt. Het maakte dat Ricciardo al na één seizoen besloot dat het na twee seizoenen wel welletjes zou zijn, niet wetende dat hij inderdaad podiumplaatsen zou gaan pakken met Renault en niet wetende dat het team daadwerkelijk grote stappen zou gaan maken. Volgend jaar zal hij bij McLaren een zware dobber hebben aan Renault, iets wat hij volgens Cyril Abiteboul zelf in de kaart heeft gespeeld. "Het lijdt geen twijfel dat Renault dit jaar grote stappen heeft gemaakt", zo liet Abiteboul in gesprek met onder andere RacingNews365 optekenen. "Het is een groot compliment aan Daniel, die duidelijk de leiding heeft genomen binnen het team, met een team aan monteurs en engineers dat achter hem staat. Ze hebben geweldig werk verricht op het circuit." Volgens de Renault-teambaas mag de invloed van Ricciardo echt niet worden onderschat: "We zijn nu een heel ander team dan toen we tweeënhalf jaar geleden besloten de samenwerking aan te gaan. In dat opzicht heeft het absoluut haar vruchten afgeworpen." Daniel Ricciardo heeft Renault dus eigenhandig terug naar het podium geholpen, iets waar hij volgend jaar ook met McLaren wil staan, iets waar namens dat team Lando Norris en Carlos Sainz in 2020 beiden in slaagden. Echter, hij zal af moeten rekenen met een sterker Renault en Abiteboul ziet daar de ironie ook wel van in. "Het ironische aan dit alles is dat ik denk dat we een sterker team zijn, maar ook dat we het (door de komst van Ricciardo, red.) volgend jaar tegen een sterker team op moeten nemen. We zijn echter blij dat we hem volgend jaar bij een geweldig team zien racen en kijken uit naar het rechtstreeks gevecht met hem." Met medewerking van Dieter Rencken.