Het zou niet de eerste keer zijn dat de naam van een wereldkampioen op de lijst van Formule 1-teams staat. De potentiële toetreding van Andretti wordt doorgezet door zoon Michael Andretti, maar de naam werd groot in de autosport door vader Mario Andretti, die in 1978 wereldkampioen F1 werd. Mario zal waarschijnlijk een belangrijke rol spelen als woordvoerder van het team, maar hoeveel succes kan een wereldkampioen achter een nieuw F1-team brengen? We kijken naar de vorige Formule 1-teams met kampioenschap-winnende naam naast de voordeur.
Alain Prost - Prost Grand Prix - 1997 t/m 2001
Viervoudig wereldkampioen Alain Prost voltooide de aankoop van het Ligier-team slechts enkele weken voor de start van het F1-seizoen in 1997. Het bleek direct verreweg het beste jaar van het team te zijn. Olivier Panis reed dat jaar met een Ligier-auto hernoemd tot Prost-auto en behaalde hiermee twee podiumplaatsen in een competitief seizoen. Een dubbele beenbreuk gooide echter roet in het eten om hoger te finishen dan P6 in in het eindklassement bij de constructeurs. Als onderdeel van een bredere ambitie om een 'volledig Frans' team te worden, schakelde Prost GP over van Mugen-Honda motoren naar Peugeot, wat juist gedeeltelijk resulteerde in een achteruitgang. Het team was daarnaast niet in staat om een fundamenteel snelle auto te ontwikkelen. Behalve een verrassende podiumplaats tijdens GP van Europa in 1999 gingen de resultaten achteruit en achteruit. Een overstap naar Ferrari-motoren in 2001 kon geen verbetering brengen. Het team ging aan het eind van dat seizoen failliet en Prost heeft heeft het nog vaak gehad over hoeveel spijt hij had het team ooit te hebben gekocht.
Sir Jackie Stewart - Stewart Grand Prix - 1997 t/m 1999
Meer dan 25 jaar nadat hij zich terugtrok uit de Formule 1 richtte drievoudig wereldkampioen Jackie Stewart samen met zijn zoon Paul een F1-team op. Het team was een upgrade van zijn F3000 team (Paul Stewart Racing) met wat extra middelen van Ford. Resultaten waren moeilijk te behalen in hun eerste twee seizoenen, met een verrassendpodium tijdens de GP van Monaco in 1997 als enige grote hoogtepunt van '97 en '98. Jos Verstappen reed overigens de tweede seizoenshelft van 1998 voor Stewart na tegenvallende prestaties van Jan Magnussen, de vader van Kevin Magnussen. Het team liet Verstappen senior echter met minder materiaal rijden, waardoor de band tussen Stewart en Jos verslechterde. Aan het einde van het seizoen scheidden de twee partijen. In 1999 kregen ze echter een veel competitievere auto, waardoor ze regelmatig meededen in het hogere middenveld, met stercoureur Rubens Barrichello, die zelfs een poleposition behaalde (GP van Frankrijk in 1999) en twee podiumplaatsen in de eerste helft van het jaar. Het verbeterde derde seizoen moedigde Ford aan om het team op te kopen voor het F1-seizoen van 2000 en met die deal in de zak zou er nog kers op de taart komen: de eerder genoemde chaotische GP van Europa in 1999 bracht het team hun eerste overwinning in handen van Johnny Herbert, met Barrichello als derde, enkele weken voor hun laatste Grand Prix. Ford reed daarna van 2000 tot 2004 onder de naam Jaguar Racing, voordat het werd opgekocht door Red Bull Racing.
Emerson Fittipaldi - Fittipaldi Automotive - 1975 t/m 1982
Tweevoudig wereldkampioen Emerson Fittipaldi koos ervoor om met zijn oudere broer Wilson, zelf coureur, een Formule 1-team op te richten in hun geboorteland Brazilië, dit met behulp van Braziliaanse geldschieters onder leiding van suiker- en ethanolgigant Copersucar. In het eerste jaar van Copersucar-Fittipaldi reed voornamelijk Wilson voor het team met één auto. Competitief was het team echter niet. Emerson maakte ondertussen vanuit McLaren een opvallende overstap naar het team in 1976. Tot 1980 reed Emerson meestal met één auto. Hij scoorde daarbij één podiumplaats voor het team, maar hij zou geen F1-race meer winnen. Het team nam een groot deel van het Wolf-team over, inclusief de diensten van de legendarische ontwerper Harvey Postlethwaite, een pas afgestudeerde Adrian Newey en de opkomende coureur Keke Rosberg. Rosberg en Fittipaldi behaalden elk een podiumplaats in 1980, maar Fittipaldi zette een punt achter zijn racecarrière na dat jaar. Rosberg verliet halverwege 1981 het team vanwege tegenvallende prestaties en werd een jaar later wereldkampioen bij Williams. Fittipaldi Automotive scoorde in '82 slechts één WK-puntje en begin 1983 werd het team opgedoekt.
Graham Hill - Embassy Racing met Graham Hill - 1973 t/m 1975
Het minst succesvolle team in deze lijst, Graham Hill's 'Embassy Hill' team bestond aanvankelijk uit auto's die waren gekocht van teams Shadow en Lola. Embassy Hill scoorde slechts één punt in haar eerste twee seizoenen in de F1. Hun eerste eigen chassis was de GH01, die overigens sterk gebaseerd was op de Lola. Dat jaar scoorde het team drie punten, waaronder een eerste puntenfinish voor toekomstig wereldkampioen Alan Jones, die tijdens de Grand Prix van Duitsland vijfde werd. Het team wilde hierop voortbouwen in 1976, maar de tragische vliegtuigcrash die het leven kostte van Graham Hill eiste ook het leven van vijf andere leden van het Embassy Hill team, waaronder coureur Tony Brise. Na het overlijden van een aantal kopstukken van Embassy Hill werd kort na de vliegtuigcrash de stekker uit het team getrokken.
John Surtees - Surtees Racing Organisation - 1970 t/m 1978
De wereldkampioen van 1964 richtte zijn eigen team op voor het F1-seizoen van 1970. De eerste vier races werden verreden met een ouder McLaren-chassis, maar de rest van het eerste seizoen kwam het team in actie met een eigen chassis. Gestaag was er vooruitgang bij het team te zien, dat in 1972 vijfde werd bij de constructeurs door BRM, Matra en Brabham te verslaan. Mike Hailwood scoorde het beste resultaat met een tweede plaats tijdens de GP van Italië dat jaar. Hoewel Carlos Pace in 1973 nog een podiumplaats veroverde, kampte het team steeds meer met financiële problemen. Uiteindelijk werd het team opgeheven na het seizoen van 1978.
Jack Brabham - Brabham (Motor Racing Developments Ltd.) - 1962 t/m 1992
Verreweg het meest succesvolle team op deze lijst. Jack Brabham (toen 'slechts' tweevoudig wereldkampioen) en topengineer Ron Tauranac richtten het Brabham-team op om vanaf 1962 mee te doen in de Formule 1. Daarvoor waren ze een paar jaar actief in lagere klassen. In 1964 waren ze een winnend team, met Dan Gurney die de eerste overwinningen van het team behaalde in Frankrijk en Mexico. Brabham zelf reed voor zijn eigen team vanaf het eerste seizoen tot aan zijn pensioenjaar 1970, waarbij hij opmerkelijk genoeg in 1966 de wereldtitel won. Hiermee werd hij de enige coureur die een F1-titel heeft gewonnen in zijn eigen auto. Brabham was tevens constructeurskampioen in '66 en '67. In het 'Bernie Ecclestone-tijdperk' van 1972-1987 bleven ze races winnen (ook in de legendarische 'fan car' van 1978), maar échte gloriejaren werden opnieuw bereikt toen Nelson Piquet twee van zijn drie titels veroverde in Brabham-bolides (1981 en 1983). De laatste overwinning van het team kwam door toedoen van Piquet in Frankrijk 1985, waarna het team langzaam de ondergang tegemoet zag. Brabham werd getroffen door controverses over het eigenaarschap, voordat het zich definitief terugtrok uit de F1 na een slecht seizoen in 1992.
Meest gelezen