Als we even het dramatische seizoen van Ferrari buiten beschouwing laten, staken drie teams er in 2020 op een negatieve manier bovenuit: Alfa Romeo, Haas en Williams. De drie teams verzamelden met z'n drieën slechts elf schamele punten in zeventien races. Dat is een punt minder dan je voor een enkele vierde plek krijgt. Er was in 2020 dus een duidelijke achterhoede, temeer ook omdat AlphaTauri, dat boven de drie teams eindigde, 107 punten (en een overwinning) binnen sleepte.
Alfa Romeo (achtste)
Alfa Romeo sleepte van de drie teams het leeuwendeel van de punten binnen: acht. Kimi Raikkonen pakte tweemaal een negende plek en Antonio Giovinazzi werd tweemaal tiende en eenmaal negende. Een armzalige score die enigszins te verklaren is. Het team rijdt met een Ferrari-motor en die was afgelopen seizoen zwak. Daarvoor hoef je alleen maar naar Ferrari te kijken, dat met de zesde plek en geen enkele overwinning een desastreus jaar meemaakte. Als de woorden van Ferrari kloppen, dan is de power unit dit jaar een stuk beter en daar zal Alfa Romeo van meeprofiteren. Het Zwitserse team heeft nog een voordeel: het gaat door met hetzelfde rijdersduo. Raikkonen en Giovinazzi zijn na twee jaar als teamgenoten danig op elkaar ingespeeld en kennen de auto van haver tot gort. Alfa Romeo had ook een uitstekende test. Niet per se qua pace (dat is natuurlijk lastig in te schatten), maar er waren nauwelijks problemen en de coureurs reden een hele hoop ronden bij elkaar.
Haas (negende)
Haas eindigde net als in 2019 als negende in het constructeurskampioenschap. Het haalde echter een stuk minder punten. Waar het in 2019 nog 28 punten scoorde, kon het er afgelopen seizoen slechts drie bijschrijven. En dat terwijl het team beschikte over twee door de wol geverfde coureurs met Kevin Magnussen en Romain Grosjean. Het enige wapenfeit van de twee was een tiende plek voor Magnussen in Hongarije en een negende plek voor Grosjean in de Eifel GP. Ook bij Haas was de matige Ferrari-motor een van de boosdoeners. Het gebrek aan paardenkracht hielp het team niet bepaald vooruit. Maar ook financieel gaat het 't team niet voor de wind. Dat Haas dit jaar al bijna direct het vizier op 2022 heeft gericht, helpt het team niet. En van de rookies Mick Schumacher en Nikita Mazepin kan niet teveel verwacht worden. Tijdens de testdagen werd duidelijk dat er weliswaar weinig problemen waren, maar dat er inderdaad slechts om de broodkruimels gereden zal worden.
Williams (tiende)
Het ooit gevreesde Williams eindigde afgelopen seizoen voor de derde keer op rij met de rode lantaarn. Maar waar het in 2018 nog zeven punten scoorde, eindigde het nu met lege handen. En het is niet dat George Russell nou zo'n matige coureur is. Geld is al langer een probleem en dat is te zien aan het simpele design van de auto. Het team maakte daarom de moeilijke beslissing met de verkoop van het team aan het kapitaalkrachtige Dorilton Capital. Dat betekent niet dat alles nu in een keer goed is. Een financiële injectie laat zich vaak pas op langere termijn uitbetalen. De teams kijken met meer dan een schuin oog al naar 2022 als de reglementen op de schop gaan en daarom is behalve de livery en een aantal kleine veranderingen niet veel aangepast aan de Williams. Een enorme stap kan dan ook niet verwacht worden.
Conclusie
De verwachting is dat Alfa Romeo weer iets zal opkrabbelen met de verbeterde Ferrari-motor en de stabiele teamsituatie. Daarom zal de strijd om de rode lantaarn vooral gaan tussen Haas en Williams. Volgens Russell zal Williams het op het ene circuit beter doen dan op het andere. Dat zou ze een kans op punten kunnen geven op circuits die de Williams ligt. Haas start het seizoen met een matig ontwikkelde auto en twee rookies. Een risico dat ze weleens de rode lantaarn zou kunnen opleveren.
Meest gelezen
