Teambazen zien niets in bandenoorlog: "Ook dat kan saai zijn"

In het Formule 1-seizoen 2006 waren er voor het laatst twee verschillende bandenfabrikanten waar te nemen op de startopstelling. Het Japanse Bridgestone moest het opnemen tegen het Franse Michelin. Sindsdien is er enkel één leverancier geweest: tussen 2007 en 2010 was dat Bridgestone, nadien nam Pirelli het stokje over. Desgevraagd laat Paul Monaghan, de chef engineer van Red Bull Racing, weten niets te zien in een nieuwe bandenoorlog. "Dat past niet in het huidige model van de Formule 1", meent de Brit. "We mogen niet meer iedere week de testbaan op en dus kunnen verschillende bandenfabrikanten niet meer het verschil maken. Bovendien zou het alle toekomstplannen overhoop halen", verwijst de ingenieur naar de lopende gesprekken met betrekking tot het reglement dat per 2021 van kracht moet gaan. Andreas Seidl, de teambaas van McLaren, voegt daaraan toe: "Laten we vooral niet vergeten dat er ook saaie races zijn geweest in tijden van bandenoorlog. Ook toen gebeurde het weleens dat één team het jaar domineerde. Zodoende ben ik er ook niet van overtuigd dat het de oplossing is. Voor dit moment is het verstandig om de teams met de FIA en de FOM te laten bekokstoven wat de doelen voor 2021 en daarna zijn." Pirelli-baas Mario Isola preekt stiekem een beetje voor eigen parochie. "Iedereen praat over kostenbesparing en het introduceren van een tweede bandenleverancier kost alleen maar geld. Toen er nog twee bandenfabrikanten in de Formule 1 actief waren, hadden topteams speciale testteams om banden aan de tand te voelen." Tot en met het einde van het Formule 1-seizoen 2023 blijft Pirelli de enige bandenleverancier, dat is inmiddels contractueel vastgelegd.