Over lachertjes in de Formule 1 gesproken. De Zwitser Jean-Denis Delétraz (Geneve, 1-10-1963) laat in de Formule 1 werkelijk geen moment zien dat hij als coureur serieus genomen moet worden. Toch: tot aan de Formule 1 doet de Zwitser het niet eens zo gek. De steenrijke Delétraz boert in 1985 aardig in de Franse Formule Ford, maar in de Formule 3 presteert hij de daaropvolgende twee seizoenen niets. In ’88 doet hij het in de Formule 3000 plots opperbest, met enkele derde plaatsen. De volgende jaren is hij onzichtbaar, maar plotseling duikt hij op bij de seizoensfinale van het seizoen 1994, de Grand Prix van Australië in Adelaide. Hij kwalificeert zich met een Larrousse als 25e, maar opereert in de schaduw van teamgenoot Hideki Noda, ook al geen hoogvlieger. In ’95 maakt Delétraz zichzelf tijdens twee gastoptredens voor het magere Pacific ronduit belachelijk. In Portugal moet hij opgeven wegens kramp (geen conditie), op de Nürburgring is hij in de kwalificaties drie volle seconden langzamer dan teamgenoot Andrea Montermini. In de race is hij meerdere seconden langzamer per ronde dan wie dan ook. Hij finisht de Grand Prix van Europa wel, op zeven ronden achterstand van de winnaar. De Zwitser heeft zijn loopbaan vervolgens voortgezet in sportscars. Met dank aan de vele miljoenen op de Zwitserse bank. Inmiddels maakt zoonlief Louis Delétraz meer indruk, die is dit seizoen reserverijder bij Haas F1.
Meest gelezen