Sluit je aan bij De grootste racefamilie van Nederland

Ontdek welk pakket bij jou past

  • Altijd meepraten over de Formule 1
  • Kans maken op toffe prijzen
  • Advertentievrije site * (Plus & Premium)
  • Toegang tot de exclusieve RN365 app (Plus & Premium)
  • En nog veel meer…
* m.u.v. content van derden
Ontdek de mogelijkheden

'Black Jack', de ondergewaardeerde superheld van de Formule 1

Vandaag, 19 mei, is het precies vijf jaar geleden dat drievoudig Formule 1-wereldkampioen Jack Brabham op 88-jarige leeftijd zijn laatste adem uitblies. De Australische alleskunner was, ondanks dat hij vaak ten onrechte vergeten wordt, een van de absolute pioniers van de koningsklasse.

Als er over het verleden van de Formule 1 wordt gesproken, gaat het vaak over Colin Chapman, de legendarische Lotus-oprichter, of de onnavolgbare Enzo Ferrari. Ook Ken Tyrrell, Frank Williams en Bruce McLaren passeren veelal de revue. Jack Brabham heeft één ding gemeen met dat vijftal: hij richtte eveneens een succesvol Formule 1-team op. Echter, daarnaast won hij ook nog eens drie wereldtitels als rijder en was de Australiër een succesvol zakenman. RacingNews365 brengt samen met Jacks zoon, voormalig F1-coureur en 24 uur van Le Mans-winnaar David Brabham, een ode aan een vergeten held. “Toen ik nog een kleine jongen was, snapte ik niet waar de mensen om ons heen zich zo druk over maakten”, vertelt de nu 53-jarige David Brabham. “Mijn vader was áltijd op televisie! Mensen wezen naar hem, er was altijd wat te doen rondom mijn vader. Vergelijk het met de aandacht die Max Verstappen tegenwoordig bij jullie in Nederland krijgt. Jack was een drievoudig wereldkampioen, maar toen hij stopte was ik vijf jaar oud. Ik had geen idee waarom iedereen hem zo belangrijk vond, maar het was duidelijk dat hij in het middelpunt van de belangstelling mocht staan.” Jack Brabham drukt zijn stempel op het tweede decennium van de Formule 1, een tijd die in 1959 wordt ingeluid met een eerste wereldtitel. Na jaren van Italiaanse dominantie (Alfa Romeo, Ferrari) nemen de ‘knutselaars’ het over. Teams als BRM, Vanwall, Lotus en het Cooper waarvoor Brabham rijdt, bouwen hun eigen F1-wagens, die steeds sneller en geavanceerder worden dan de logge mobielen waarmee in de beginjaren is gereden. Brabham sleutelt eigenhandig mee aan de wagen waarmee hij in ’59 kampioen wordt. Dat kampioenschap verovert hij trouwens door zijn bolide over de eindstreep te duwen – inderdaad, lopend achter de auto. Een jaar later zet hij de concurrentie in hun hemd door wederom naar de wereldtitel te stuiven. De Australiër is dusdanig briljant in het afstellen van zijn wagen, dat hij vaker wél dan niet wint. Omdat Cooper in 1961 met een minder competitieve wagen aan de start verschijnt – de nieuwe motor is bepaald geen wonder – besluit Brabham maar deel te nemen aan de Indy 500 (waar hebben we dat vaker gehoord?). Succes blijft ondanks een prima optreden achterwege, maar Brabham besluit mede daardoor om een compleet eigen team op te richten.

“In het verleden vond ik het weleens vervelend dat ik altijd als zoon van Jack Brabham werd gezien, ik wilde gewoon David zijn. Soms werd ik er wel moe van, ja. Pas toen ik zelf begon te racen – mijn vader was toen allang gestopt, we spreken de jaren ’80 – pas toen, besefte ik hoe bijzonder de prestaties van Jack waren. Zelfs vandaag de dag hoor ik nog weleens verhalen waarvan ik denk ‘ongelooflijk, hoe kreeg hij dat voor elkaar?’. Jack was een absolute doordouwer, hij kon zich altijd uit lastige situaties banen.” Brabham senior heeft het zwaar in de beginjaren ’60, onder het 1.5 liter-motorreglement. Pas als de krachtbronnen weer groter mogen worden, slaat de Australiër toen. In 1966 – hij heeft de handdoek bijna in de ring geworpen, maar kent geen opgeven – staat Brabham voor het vijfde achtereenvolgende seizoen aan de start in een F1-wagen die zijn achternaam draagt en bovendien door hemzelf is gebouwd. Dat de 3-literformule Brabham wel ligt wordt meteen duidelijk in 1966, als hij in de Brabham-Repco de Grand Prix van Frankrijk wint. Desondanks zijn er criticasters: de dan tweevoudig wereldkampioen is al veertig jaar oud en menigeen beweert dat Black Jack, zo genoemd omdat hij altijd een bijzonder door stof besmeurd gezicht had na het racen, zijn helm beter aan de wilgen kan hangen. De Australiër zet op Zandvoort de aanwezige media een hak door met fopbaard en wandelstok op de paddock rond te wandelen. Later dat weekend schrijft hij de race op zijn naam. Take that, folks .

“Vergeet niet dat mijn vader naast coureur, teambaas en ontwerper ook handelaar was. In de periode 1962-1970 heeft Brabham Racing Cars denk ik wel vijfhonderd racewagens geproduceerd, voor allerlei klassen. Jack was een pionier in de Formule 1 doordat hij een race won in een eigenbouw, een wereldtitel zelfs – maar daarnaast deed hij nog zó veel meer. Dat wordt door veel mensen onderschat”, meent David Brabham. “Het niveau waarop hij presteerde was onwerkelijk. Ga dan eens na dat hij in 1967 én 1970 net tekort kwam op de wereldtitel. Hij had er dus wel vier of vijf kunnen hebben!” Brabham besluit de autosport eind-1970 vaarwel te zeggen, om met zijn gezin terug te keren naar Australië – al die tijd hebben de Brabhams namelijk in Groot-Brittannië gewoond. De door ‘Black Jack’ opgerichte renstal komt even later in handen van zakenman Bernie Ecclestone, die met Nelson Piquet achter het stuur en Gordon Murray aan de ontwerptafel hoogtijdagen viert in de beginjaren ’80 (twee rijderstitels). De stal raakt nadat Ecclestone deze verkoopt in verval, Brabham senior kan het volgens zijn zoon niet meer aanzien. Dat de appel meestal niet ver van de boom valt bewijzen Jacks zoons: zowel David als Gary Brabham reikt tot de Formule 1, al kunnen beide Australiërs resultaattechnisch niet zo’n indruk achterlaten als hun legendarische vader – een Formule 1-pionier. Jack Brabham, 1926 – 2014

Viaplay
x
Breaking Hulkenberg eerste aanwinst voor F1-project Audi