Tegenwoordig is het niet meer dan gebruikelijk dat coureurs van begin twintig hun entree maken in de koningsklasse van de autosport. Esteban Ocon was zelfs nog een tiener, wat te denken van Max Verstappen die zijn eerste F1-race afwerkte op een leeftijd van zeventien jaar. Toen Alonso ruim zeventien jaar geleden debuteerde deed dat echter veel wenkbrauwen fronsen. Oké, die jonge Spanjaard was snel in de opstapklassen, maar hij was nog maar negentien! Ondanks zijn jonge leeftijd toont Alonso meteen aan thuis te horen in de Formule 1. Achter het stuur van een veredelde Minardi, met recht de slechtste wagen van het veld, laat hij geregeld keurige resultaten noteren. Punten zitten er absoluut niet in, maar Renault-baas Flavio Briatore heeft genoeg gezien om te weten dat het Spaanse wonderkind de ster van de toekomst kan worden. Zodoende brengt de Italiaanse teambaas Alonso onder bij de Franse stal. In 2002 moet Alonso genoegen nemen met een reserverol, vanaf 2003 gaat het hard. Al in zijn tweede race voor Renault verovert de Spanjaard poleposition, later in het seizoen boekt hij op de Hungaroring zijn allereerste Grand Prix-zege. Tijdens die overwinningstocht zet hij bovendien recordkampioen Michael Schumacher op een rondje. Het seizoen 2004 is een grote Ferrari-show, maar als de reglementen op de schop gaan voor het jaar erop staat Renault zijn mannetje. Met een derde plaats en drie overwinningen start Alonso het seizoen, waarin Kimi Raikkonen zijn grootste tegenstander is. De Fin heeft echter één groot probleem: zijn McLaren-Mercedes is zeer onbetrouwbaar. Raikkonen moet meermaals de strijd staken met een kapotte wagen danwel krachtbron en mede dankzij zeer constante prestaties gaat Alonso twee Grands Prix voor het einde van het seizoen met de titel aan de haal. Met 24 jaar en 59 dagen is de Spanjaard de jongste wereldkampioen uit de geschiedenis van de Formule 1, een record dat hem vijf jaar later trouwens alweer zou worden afgenomen. Alonso schaart zich op 25-jarige leeftijd al onder de groten der Formule 1 door zijn in 2005 veroverde titel een jaar later te prolongeren. De tegenstander heet ditmaal geen Raikkonen, maar Schumacher. In een keihard, jaar lang durend duel nemen Renault en Ferrari het tegen elkaar op. De lichtblauwe brigade knalt uit de startblokken en in de eerste negen wedstrijden wint Alonso zesmaal – in de overige drie wedstrijden komt hij als tweede over de eindstreep. Ferrari zet echter in de zomer aan en Alonso lijkt na een uitvalbeurt op Monza het onderspit te moeten delven. Mechanische panne bij Schumacher en een daaropvolgende overwinning van Alonso doet het kampioenschap echter in Spaanse handen vallen.
Drie op een rij was mogelijk geweest, ware het niet dat Alonso in 2007 in een heus intern duel verwikkeld raakt. De lichtblauwe Renault is ingeruild voor een zilvergrijze McLaren en in de persoon van GP2-kampioen en promovendus Lewis Hamilton lijkt Alonso de ideale waterdrager te hebben. Dat Hamilton echter ook een aardig potje kan sturen blijkt gedurende het seizoen. Hamilton en Alonso vechten een verbeten, bij tijd en wijle smerig duel uit om de wereldtitel en zien deze uiteindelijk beiden aan hun neus voorbij gaan. Raikkonen is de lachende derde: de Ferrari-coureur piepelt beide McLaren-rijders met slechts één puntje. Met de staart tussen de benen verkast Alonso terug naar Renault, waar hij in 2008 een zeer controversiële (Singapore, crashgate) en een ijzersterke (Japan) overwinning weet te behalen. In 2009 wil het niet vlotten, waarop de Spanjaard door Ferrari wordt verleid om daar te komen rijden. Vijf seizoenen lang rijdt Alonso in het rood en tweemaal komt hij bijzonder dicht bij de wereldtitel. Zijn eerste poging strandt op vier punten van wereldkampioen Sebastian Vettel (2010), twee jaar later komt hij slechts drie puntjes tekort. Winnen doet Alonso in zijn Ferrari-tijd regelmatig, toch dooft de kaars als de Italianen in 2014 geen competitieve wagen afleveren. Alonso’s Formule 1-carrière wordt gekenmerkt door ‘what if’-momenten. De Spanjaard kon meermaals naar Red Bull, maar koos ervoor om zijn werkgever (Renault danwel Ferrari) trouw te blijven. Ook lag er een aanbod van Mercedes, toen bleek dat Michael Schumacher klaar stond om zijn biezen te pakken. Toen Alonso wél het lef had om een stal te verlaten (Ferrari, 2014) bleek dat echter de verkeerde keuze. Waar opvolger Vettel in 2015 direct races wist te winnen, kreeg Alonso het te stellen met een hoogst onbetrouwbare McLaren-Honda. De tweede periode bij McLaren gaat waarschijnlijk de boeken in als de lastigste tijd die Alonso in de Formule 1 had. Met Honda-power komt de wagen niet vooruit, maar als de Japanse motorbouwer gedumpt wordt voor Renault schiet de voormalige kampioensstal niet veel op. Alonso kijkt het nog even aan, vraagt een dubbelprogramma aan zodat hij de 24 uur van Le Mans kan winnen en besluit medio augustus dat het genoeg is geweest. Nog negen Grands Prix en dan zit de Formule 1-carrière van een fenomeen erop. Gracias , Fernando!
Meest gelezen