Waar Giuseppe Farina en Alberto Ascari in de beginjaren van de Formule 1 te boek stonden als de vaandeldragers van de Italiaanse autosport en samen drie van de eerste vier wereldtitels wisten te veroveren, daar was Giancarlo Fisichella in Maleisië 2006 de laatste die het Fratelli d’Italia over het circuit liet schallen. Anno 2018 staat er zelfs geen Italiaan meer op de grid, Ascari blijft de laatste Italiaan die wereldkampioen Formule 1 werd. Vijfenzestig jaar geleden, inmiddels.
Wat is er in vredesnaam aan de hand? Italië was in het begin van de jaren ’90 nog hofleverancier van de grid, soms stonden er zelfs meer dan tien Italianen op de startopstelling. Toegegeven, het waren niet allemaal hoogvliegers en rijders als Jarno Trulli en Fisichella hadden met iets meer geluk wel wat meer kunnen winnen, maar de Italianen waren in ieder geval vertegenwoordigd. Nadat Trulli voor de start van het seizoen 2012 zijn Caterham-zitje aan Vitaly Petrov verloor is er geen Italiaan meer geweest met een voltijd F1-plek. De situatie van Trulli destijds benoemt in feite direct het grootste probleem: de Italianen hebben gewoonweg geen geld meer over voor iets als autoracen. De financiële crisis van eind vorig decennium heeft de Zuid-Europeanen in het bijzonder getroffen en zodoende werd het voor investeerders minder interessant om hun centen te besteden. Bovendien is er, ondanks het bestaan van Toro Rosso, maar één autosportinstituut in Italië en dat is natuurlijk Ferrari.
De Scuderia krijgt alle aandacht en bovendien te allen tijde voorrang. Boze tongen hebben Ferrari dan ook (deels) verantwoordelijk gehouden voor het uitblijven van Italiaanse aanwas. De stal heeft namelijk sinds de invalbeurt van Fisichella in 2009 geen Italiaan meer achter het stuur gelaten tijdens een GP-weekend en leek daar lange tijd ook niet bepaald mee bezig. Wellicht nog een nalatenschap van Enzo Ferrari himself, die ontzettend veel bagger over zich heen kreeg in de jaren '60/'70 omdat er veel landgenoten achter het stuur van zijn wagens stierven. Dan maar geen Italianen meer, moet Il Commendatore hebben gedacht - uitzonderingen daargelaten. Ivan Capelli is nog altijd de laatste coureur die een vaste startplek in het Ferrari-team had (1992), op de invalbeurten van Nicola Larini (1994), Luca Badoer (2009) en Fisichella na zijn er geen Italiaanse Ferrari-coureurs meer geweest. Met Sebastian Vettel en Kimi Raikkonen beschikt men tegenwoordig al jaren over een Duitser en een Fin. Pas in de winter van 2016-17 werd er ingegrepen door toenmalig regerend GP2-vicekampioen Antonio Giovinazzi te binden. Diezelfde Giovinazzi kon een aantal maanden later zijn Formule 1-debuut maken, als vervanger van de geblesseerde Pascal Wehrlein. De onfortuinlijke Duitser reed voor Sauber, dat door de motorleverantie van Ferrari over een directe link met de Italiaanse stal beschikt. Tegenwoordig zijn die banden nog iets strakker aangehaald: met zusterbedrijf Alfa Romeo als technologisch partner van Sauber mag Ferrari één van de twee zitjes bij de Zwitserse stal invullen. Dit jaar werd er plaats gemaakt voor Charles Leclerc, een jongen die zeer behoorlijk Italiaans spreekt maar waarvan de wieg in Monaco stond. Volgend jaar moet het dan zo zijn: als vervanger van Leclerc, de coureur waarvan iedereen verwacht dat hij promotie zal maken, moet Giovinazzi de eerste voltijd F1-Italiaan worden sinds Trulli in 2011. Het Italiaanse probleem is daarmee echter nog lang niet verholpen. Hoewel Ferrari tegenwoordig meer haar best doen dan voorheen, is er nog een lange, waarschijnlijk onbegaanbare, weg te gaan voor er weer talrijke Italianen op de grid staan. De Formule 1 is duidelijk geïnternationaliseerd.
Meest gelezen