Jarenlang werd er door de verschillende betrokken partijen, de Formule 1-bazen, de FIA en de Formule 1-teams, onderhandeld over de invoering van een budgetplafond. De afgelopen decennia is het kostenplaatje van een Formule 1-team enorm gestegen en ook de verschillen tussen de uitgaven van de verschillende teams zijn inmiddels heel groot. De budgets van de drie topteams, Mercedes, Ferrari en Red Bull, gingen langzaam richting de half miljard dollar, terwijl teams als Williams en Haas een derde van die bedragen uitgaven - of zelfs nog minder. Om ervoor te zorgen dat de exorbitant hoge budgets, maar ook de verschillen op de grid werden verkleind, richtten de nieuwe Formule 1-bazen zich op de invoering van een budgetplafond per 2021. Na lang wikken en wegen kwamen de partijen in oktober 2019 tot een overeenkomst. Per 2021, tezamen met de invoering van de uitgebreide, nieuwe technische regels, zou er een budgetplafond van 175 miljoen dollar worden ingesteld. Alle teams werden het daar unaniem over eens. Toen het coronavirus plots opdook was de nood echter hoog om het budgetplafond verder naar beneden te stellen. De uitgebreide technische regelveranderingen werden om financiële redenen een jaar uitgesteld, maar het budgetplafond was om diezelfde redenen harder nodig dan ooit. En zo gingen de teams opnieuw aan de dit maal virtuele onderhandelingstafel zitten. Anderhalve maand en vele concept budgetplafonds later lijkt er eindelijk licht aan het einde van de tunnel te zijn. In de komende dagen worden, als het goed is, de laatste puntjes op de i gezet en zullen de teams stemmen over het nieuwe budgetplafond. Daar waar er vorig jaar nog unaniem moest worden gestemd voor de invoering, zo moet nu slechts de meerderheid van de teams nog voor het idee stemmen. Die steun (zes van de tien teams) lijkt er te zijn en dus zal het budgetplafond per 2021 worden vastgesteld op 145 miljoen dollar, 30 miljoen minder dan in eerste instantie dus de bedoeling was. In 2022 gaat het plafond zelfs terug naar 140 miljoen dollar, gevolgd door 135 miljoen dollar vanaf 2023 en verder. Tekst gaat verder onder de afbeelding
De kleine lettertjes
Er zijn echter wel enkele uitzonderingen die gelden op deze regel. Al bij de bekendmaking van het initiële budgetplafond werd duidelijk dat er een lijst aan kosten niet onder het plafond valt. Dit zijn onder andere marketingkosten, salariskosten van de coureurs en de salariskosten van de drie best verdienende andere personeelsleden. Verder staan er ook kosten van activiteiten die niet gerelateerd zijn aan het Formule 1-team (zoals de kosten van showruns), maar ook kosten veroorzaakt door inkomstenbelastingen, het onderhoud van de fabriek en ook entreebedragen die de teams neerleggen om mee te doen aan het Formule 1-kampioenschap vallen niet onder de noemer van het budgetplafond. Ook de kosten omtrent het kopen van motoren en de reiskosten vallen er niet onder. Maar, in de nieuwste versie gaan de regels iets verder. Voor de teams die onderdelen (motoren tellen niet mee) inkopen bij topteams, zoals Alfa Romeo en Haas (Ferrari), Toro Rosso (Red Bull) en Racing Point (Mercedes) dat doen, wordt het plafond verder verlaagd. De onderdelen worden in categorieën onderverdeeld, en aan elke categorie hangt een prijskaartje. Die prijskaartjes worden per onderdeel bij elkaar opgeteld, waarna het totale bedrag weer van het budgetplafond wordt afgetrokken. Op die manier wordt het budgetplafond voor bijvoorbeeld Haas, dat enorm veel inkoopt bij Ferrari, met nog zo’n 38 miljoen dollar verder verlaagd tot 137 miljoen dollar. Dat komt neer op ongeveer 125 miljoen euro. Op die manier worden de kleinere teams toch weer geraakt, zo zou je denken, maar dat valt in feite mee. Uiteraard zal de rangorde op de grid niet plotseling compleet op zijn kop staan, maar de crux van het budgetplafond zit hem in de ontwikkelingskosten. Daar kunnen logischerwijs de meeste honderdsten van seconden mee worden gewonnen op het circuit. De verschillen in bedragen die de verschillende teams in de toekomst daaraan kunnen besteden zullen minder ver uit elkaar liggen dan voorheen, waardoor de grid dus dichter op elkaar zal komen. Ook zullen de teams die hoger in het kampioenschap eindigen in de toekomst minder uren toegang hebben tot hun windtunnel om nieuwe onderdelen te testen. Tekst gaat verder onder de afbeelding
Hoe wordt het gehandhaafd?
Al bij de presentatie van de eerste versie van het budgetplafond, in oktober 2019, benadrukte Formule 1-directeur Ross Brawn dat er hard opgetreden zou worden als de teams de regels omtrent het budgetplafond zouden overtreden. “Desnoods worden er raceoverwinnigen en wereldtitels afgepakt”, zo klonk het uit de mond van de Brit. Een speciaal opgesteld panel zal vanaf 2021 de financiële stukken van alle Formule 1-teams goed in de gaten houden. Zijn gaan er in eerste instantie op controleren dat het magische getal van 145 miljoen dollar niet wordt overschreden, maar ook wordt er nauw in de gaten gehouden of de teams geen bijzondere constructies toepassen om met geld te schuiven en zo toch het plafond te kunnen omzeilen. Ook teams zoals Scuderia Ferrari, dat onderdeel is van de autofabrikant en moederbedrijf Ferrari, zullen naar verluidt extra in de gaten gehouden worden, zodat er geen kosten kunnen worden verscholen op de balans van het moederbedrijf of andere takken van de autofabrikant. Het panel moet met terugwerkende kracht van vijf seizoenen kunnen straffen. In 2028 kan een team dus nog gestraft worden voor financiële misstanden in 2023. Straffen worden uitgedeeld door de FIA, waar het speciale panel de teams naar door kan verwijzen als ze de fout in gaan. Voor kleine overtredingen kunnen boetes worden uitgedeeld, maar ook kunnen er WK-punten worden afgepakt en in extreme gevallen zelfs overwinningen en kampioenschappen uit de boeken worden geschrapt.
Meest gelezen