De dood, hij is altijd onlosmakelijk verbonden aan de autosport – zo ook aan de Formule 1. Waar geracet wordt met duizelingwekkende snelheden van 300 of soms zelfs bijna 400 kilometer per uur, daar rijdt de dood altijd mee. De Formule 1 bleef sinds 1994 vaak verschoond van dodelijke ongevallen en telde alleen nog het noodlottige ongeval van Jules Bianchi in Japan 2014. Een ongelukkige samenloop van omstandigheden, maar niet minder noodlottig. Het is vaak de combinatie van tal van factoren die ervoor zorgt dat een crash van ‘wow’ naar een adembenemende stilte gaat – iets dat we vorig jaar ook zagen met Anthoine Hubert op Spa-Francorchamps. De oorspronkelijke impact was niet dodelijk, het was de tweede impact – de impact die niet te voorkomen was en die alles verwoestend was, die dodelijk was. De FIA heeft sinds 1994 bijzonder veel gedaan om de autosport veiliger te maken. Betere crashstructuren, talloze veiligheidsmaatregelen op en rondom de circuits, veel strengere eisen aan de crashtests en de overlevingscellen voor de coureurs. Maar ook ‘simpele’ dingen zoals hogere cockpitranden en staalkabels door de voorwielophanging die moeten zorgen dat de wielen aan de auto blijven zitten bij een impact. Enkele jaren geleden kwam daar ook de halo bij. ‘Het ding’ dat nog altijd spuuglelijk is en op veel weerstand stuitte. Ja, ook ik was (en ben) geen fan van het uiterlijk van de halo. Het pure uiterlijk van de auto’s werd erdoor aangetast in Europa en in Amerika – waar ze de aeroscreen introduceerden in de Indycar. Maar dat is natuurlijk niet het doorslaggevende, dat is het veiligheidsaspect. Inmiddels volg ik de Formule 1 al meer dan 25 jaar en heb ik meer dan 500 Grands Prix en honderden andere autoraces gezien. Daarbij geniet ik keer op keer van de sensatie, de snelheid, de actie en ook een ‘goede’ crash. Eentje waarvan je naderhand denkt ‘wow’ – zoals Jacques Villeneuve bovenaan Eau Rouge in zijn BAR. Het zijn de momenten van mensen met engeltjes op hun schouder en in het geval van Villeneuve een macho uitspraak achteraf: “Dit was de beste crash uit mijn leven." In die ruim 25 jaar heb ik ook veel helden zien 'vertrekken' uit de door mij zo geliefde autosport. Denk aan Ayrton Senna of Justin Wilson, Jules Bianchi of Greg Moore en mijn Italiaanse voorbeeld Alex Zanardi die tweemaal aan de dood ontsnapte, maar wel invalide door het leven moest gaan. Het zijn de momenten waarop je een brok in de keel hebt, momenten waarop er niets meer uit je handen komt en je op slot zit – of in het voorbeeld van Zanardi je gewoon een potje zit te janken. Het zijn de momenten waarop je beseft hoe gevaarlijk autosport is en blijft. Gisteren was er weer zo’n moment, alleen ditmaal had Romain Grosjean een leger aan engelen op zijn schouders zitten. Er zijn echter nog genoeg vragen, want hoe kan een F1-auto anno 2020 nog in tweeën breken? En hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat de monocoque zo door de vangrail vloog? En die vlammenzee, dat zou toch niet meer mogelijk moeten zijn? Het zijn vragen voor later. Op dit moment overheerst alleen de blijdschap dat de mensen binnen de FIA echt wel weten waar ze mee bezig zijn. Dan kunnen wij als journalisten of fans wel zeiken over de looks van de halo, hij is gelukkig bewezen effectief en daar mogen we de FIA dankbaar voor zijn. Zonder halo stond er deze week geen Grand Prix op het programma, maar de begrafenis van Romain Grosjean. Het klinkt hard, maar zo hard kan de autosport zijn en dat is iets dat we soms vergeten omdat het vaak zo goed afloopt. We mogen nooit vergeten dat autosport gevaarlijk is en zal blijven.
Meest gelezen