Door de jaren heen is de Formule 1 steeds exclusiever geworden. In de vroege jaren van de koningsklasse van de autosport, was de drempel om in te stappen, zeker financieel gezien, zeer laag vergeleken met vandaag de dag. Met een handje vol personeelsleden en engineers kon een team op touw worden gezet, maar tegenwoordig zijn er honderden werknemers voor nodig om een team draaiende te houden. Hoe is deze enorme groei toch tot stand gekomen? Aan het einde van de jaren '60 kwamen de eerste gesponsorde Formule 1-liveries te voorschijn. Na enkele jaren waren de sponsoren, zeker voor de grotere Formule 1-teams, gemeengoed. Tezamen met die liveries kwam er natuurlijk sponsorgeld binnen, voornamelijk vanuit de hoek van de sigaretten- en alcohol-fabrikanten, maar ook bijvoorbeeld grote oliebedrijven. Daardoor schoten de budgets in korte tijd omhoog van enkele honderdduizenden dollars (rekening houdend met inflatie) naar enkele miljoenen, met uitschieters tot rond de tien miljoen dollar voor de grote teams, waarbij er ook steeds meer geld ging naar de ontwikkelingskosten van alle nieuwe technologieën die gebruikt werden bij het ontwikkelen van Formule 1-bolides. Tekst gaat verder onder de afbeelding
Aan het einde van de jaren '70 kreeg Bernie Ecclestone de Formule 1-touwtjes in handen. In 1981 werd de eerste Concorde Agreements opgesteld, waarin de regels en verdeling van de televisie-opbrengsten en het prijzengeld werd vastgesteld. De Brit wist vervolgens in een mum van tijd de sport om te bouwen in een ware marketingmachine. Televisierechten werden in Europa links en rechts verkocht en daar waar er vaak slechts enkele Grands Prix per land werden uitgezonden, zo zorgde Ecclestone ervoor dat elke Grand Prix overal werd verkocht. Ook werd de sport verder geprofessionaliseerd, waarna de kijkcijfers nog verder explodeerden. De sport werd steeds populairder en dat was af te lezen in de statistieken. Meer kijkers, betekende meer bezoekers tijdens de races en hoe meer zielen hoe meer vreugde dat tegelijkertijd opleverde voor de sponsoren, met de sigarettenmerken voorop. De sponsorbedragen namen dan ook toe, net als de tv-gelden en de budgets van de teams rezen de pan uit. Daar waar het Williams-team in 1980 nog met een budget van ongeveer 2.5 miljoen dollar haar eerste wereldkampioenschap binnensleepte, zo won het twaalf jaar later haar vijfde titel met een budget dat acht keer zo groot was. Die stijging zette zich gestaag door, waardoor de sport ook steeds exclusiever werd. Van de hoeveelheid van 20 teams die aan het einde van de jaren '80 op de grid stonden, daar waren er halverwege de jaren '90 nog maar 11 van over en voor nieuwe teams was het onmogelijk om zonder enorm diepe zakken de sport in te komen. Dat deden grote fabrikanten als Honda, Renault BMW, Peugeot, Mercedes en Ford dan ook, die er tegelijkertijd voor zorgden dat de teams enorm groeiden en de investeringen in technologie steeds groter werden. Die dure, complexe machines vroegen op hun beurt weer om meer personeelsleden, waardoor het personeelsbestand van de grote teams explosief groeiden. Daartegenover stond het enorme bereik dat de sport inmiddels wel had. Honderden miljoenen mensen werden er bereikt, een aantal dat tegenwoordig, met de komst van sociale media alleen maar verder is gegroeid. In 2007 waren de budgets op hun hoogst. Omgerekend gaf McLaren dat seizoen meer dan 500 miljoen dollar uit, maar toen sloeg de economische crisis in 2008 als een bom in. Tekst gaat verder onder de tabel
Tijdens die crisis, enigszins vergelijkbaar met de huidige coronacrisis, werden de uitgaven van de teams en sponsoren teruggedraaid en keerden sommigen de Formule 1 de rug toe. De budgets zakten terug naar rond de 300 miljoen dollar voor de grote teams. De afgelopen jaren, met die crisis inmiddels al lang in het verleden, zijn de budgets voor teams als Mercedes, Red Bull en Ferrari weer terug opgekropen naar de 500 miljoen dollar per seizoen en lopen er bij Mercedes bijvoorbeeld meer dan 1000 man rond in de fabrieken. De kleinere teams geven zulke bedragen niet uit, maar alsnog moet er tegenwoordig per seizoen ongeveer 100 miljoen worden neergelegd door een Formule 1-team, wil deze mee kunnen draaien in de Formule 1. De huidige situatie geeft maar weer aan hoe afhankelijk zij zijn van tv-gelden en prijzengeld, want zonder die bedragen kunnen zij niet rondkomen. De roep voor harde financiële maatregelen is bij hen groot, maar de grote teams vrezen tegelijkertijd hun voordeel te verliezen. In een post-corona wereld lijkt het logisch dat de budgets in ieder geval de komende jaren nog lager worden dan het budgetplafond dat in eerste instantie zou worden ingevoerd. Hopelijk trekt de koningsklasse van de autosport lering uit de situatie en kan er iets worden veranderd aan de financiële structuur, zodat crises als de huidige in de toekomst een minder grote impact hoeven te hebben op de sport.
Meest gelezen