"We zouden dit moeten doen", zo klonk FIA-president Max Mosley medio februari 2006 stellig. Hij stelde voor dat de Formule 1 een systeem zou introduceren waarbinnen de beste teams uit de hoogste opstapklasse (wat we nu kennen als de Formule 2) promoveren naar de Formule 1. Andersom moesten de teams die het net redden in de koningsklasse dan een stapje terug doen. Mosley zag het ook als dé manier om jonge coureurs via hun reeds bekende teams toe te laten tot de Formule 1 en hij pleitte er dan ook voor dat er op die regel geen uitzonderingen gemaakt zouden worden, tenzij het om reeds bewezen F1-coureurs ging die terugkeerden. Echter, een logisch probleem diende zich aan, want de budgetten van F1-teams waren toen (en nu nog steeds) veel een veel groter dan die van de teams in de opstapklassen. Mosley pleitte dan ook voor een rigoureuze herverdeling van prijzengeld en tv-gelden in combinatie met kostenverlaging om de drempel voor kleinere teams richting de F1 te verlagen. Hij noemde daarbij herhaaldelijk 100 miljoen dollar als een mooie limiet en hij keek F1-baas Bernie Ecclestone aan om de kleinere teams misschien juist iets meer toe te schuiven dan de grotere teams. Het plan was om logische redenen aan dovemansoren gericht. Waarom zouden de grote teams willens en wetens zoveel budget inleveren? En óf de Formule 2 óf de Formule 1 moest ook in technisch opzicht volledig op de schop worden gegooid om bepaalde zaken van de competitie op elkaar aan te laten sluiten. Nadien werd het plan nooit meer geopperd.
Meest gelezen