Alex Soler-Roig is in feite de eerste echte ‘paydriver’, als je de Nederlandse jonkheer Carel Godin de Beaufort niet meerekent, die in het begin van de jaren zestig met een zelf aangekochte Porsche niet onverdienstelijk met de grote namen meereed. Dus in feite onze nummer één van deze reeks! De gefortuneerde en in een rijke familie grootgebrachte Soler-Roig (Barcelona, 19-10-1932) probeert gedurende drie seizoenen vaste voet onder de grond te krijgen in de Formule 1, maar faalt jammerlijk. Via heuvelklimraces, Formule 2-optredens en wedstrijden in sportscars (waarin hij op Jarama een zesuursrace wint met en vooral dankzij Jochen Rindt) koopt hij in het voorjaar van 1970 - met behulp van een aanzienlijke hoeveelheid Spaanse peseta’s - een plek bij het privé-team Garvey Team Lotus, zeg maar een dependance van het officiële team Lotus van het succeskoppel Colin Chapman en Jochen Rindt. Het avontuur loopt voor de aristocratische Spanjaard uit op een sportief drama. Drie keer doet Soler-Roig een poging zich te kwalificeren (voor eigen publiek op Jarama, Spa-Francorchamps, Clermont-Ferrand) en drie keer loopt het uit op een dikke non-kwalificatie. In 1971 koopt Soler-Roig zich in bij het fabrieksteam van STP March. En wéér wordt het niets. De coureur schrijft zich in voor de Grand Prix’ van Zuid-Afrika, Spanje, Monaco, Nederland en Frankrijk, maar haalt geen enkele keer de finish. In het vorstendom is hij bovendien te langzaam om aan de start te mogen verschijnen. Soler-Roig meent dat het aan de zwakke motoren ligt die hij van Robin Herd krijgt toebedeeld, en besluit na de race op Paul Ricard het team te verlaten en zich te concentreren op toerwagenraces. In 1972 doet Soler-Roig nog één poging te slagen in de Formule 1. Met hulp van Marlboro Spanje verwerft hij zich een plek bij het langzaam afglijdende BRM. Soler-Roig kwalificeert zich zowel in Buenos Aires als in Jarama, maar staat in beide gevallen bijna achteraan en raakt telkens bij ongevallen betrokken. Eindelijk dringt het besef door dat hij niet ‘het grote’ talent is en hangt de helm aan de wilgen, al start hij in ’72 nog enkele keren in toerwagenraces. Daarin wint hij overigens wél, maar vooral dankzij het talent van zijn teamgenoten Glemser, Mass en Larrousse.
Meest gelezen