De Formule 1 ligt al sinds eind november 2019 stil. Een poging om het seizoen af te trappen in Australië mislukte enkele weken geleden, doordat het coronavirus in rap tempo de wereld veroverde. Alle raceklassen liggen tot nader order op hun gat en de teams en fans mogen al in hun handen klappen mocht er deze zomer geracet gaan worden. Iedere maand dat er niet geracet wordt, komt de strop steeds strakker om de nek van de teams te hangen. Giganten als Ferrari, Mercedes, Red Bull en Renault zullen niet omvallen, maar kleine teams als Williams en Haas voelen direct de pijn. Niet racen = geen geld. De F1-teams hebben zo’n 350 tot 1200 man personeel in dienst, die ondanks de crisis doorbetaald moeten worden. Freelancers zijn de eerste slachtoffers van de crisis en verliezen in rap tempo hun baan, maar ook de vaste medewerkers moeten op termijn vrezen voor hun toekomst. Afhankelijk van het land waarin de teams gevestigd zijn, werpt de overheid een vangnet op, maar toereikend is deze nimmer. De rekeningen bij de teams blijven zich opstapelen, terwijl de inkomsten veel lager zijn dan tijdens een seizoen. Veel deals met sponsoren bestaan uit diverse variabele componenten, waarbij er ook bestandsdelen gekoppeld zijn aan Grands Prix. Een sponsor betaalt voor exposure – het bedrijfslogo op de auto en de overalls en teamkleding. Maar ook om relaties mee te nemen naar een Grand Prix. Geen races, geen exposure en ook geen betaling aan het team. Bij de mindere teams, zoals Williams, betalen de coureurs vaak om te mogen racen voor het team. In het geval van Nicholas Latifi betaalt zijn vader om hem een jaar te laten racen. Ongetwijfeld staan er ook in zijn contract clausules over het aantal GP’s dat hij mag rijden dat seizoen en de betalingsvoorwaarden. Voor ‘testrijder’ Roy Nissany, de talentloze maar steenrijke coureur, geldt dit eveneens. In ruil voor miljoenen, krijgt hij tracktime in de Williams. Geen tracktime, geen factuur die betaalt hoeft te worden.
Extra inkomstenbronnen zoals merchandise en events vallen ook grotendeels weg. Events zijn wereldwijd afgelast en fans lopen niet warm om nu een nieuw shirtje van hun raceheld aan te schaffen. Merchandise is grotendeels gekoppeld aan emotie en beleving. De kostenkant is voor de teams nog grotendeels intact. De fabrieken draaien – afgezonderd van een verplichte stop van drie weken – gewoon door. Stilstand is achteruitgang en als team moet je doorontwikkelen om ervoor te zorgen dat mocht er geracet worden je wel meedoet voor de punten. Last but not least zullen de TV-gelden in 2020 aanzienlijk lager zijn dan begroot. Geen 22 races, maar misschien maar 15 of nog minder. Voor teams vormen deze TV-gelden een belangrijke bron van inkomsten, aangezien deze vanuit Liberty Media uitgekeerd worden. Zeker voor de kleinere teams, die in goede jaren al moeite hebben om break-even te spelen kan 2020 wel eens de doodsteek zijn. Het dolende Williams of het twijfelende Haas F1 zijn eenvoudige voorbeelden. Anderzijds wordt ook gevreesd voor het vertrek van een of meer autofabrikanten – iets dat we na de crisis in 2008 ook zagen. Merken als Honda, BMW en Renault trokken al snel de stekker uit hun F1-activiteiten. Bovenstaand verhaal geldt ook voor teams uit andere raceklassen. De racerij is een prachtige sport, maar is er ook eentje waarin het zeer lastig is om het hoofd boven water te houden in normale tijden – laat staan in tijden van crisis. Het is dan niet de vraag óf er teams in de racerij om gaan vallen, maar hoeveel. De kans dat dit ook Formule 1-teams betreft is reëel. Teams als Manor en Caterham lieten recent nog zien hoe penibel de situatie in ‘normale’ tijden al was voor dit soort teams.
Meest gelezen