Sluit je aan bij De grootste racefamilie van Nederland

Ontdek welk pakket bij jou past

  • Altijd meepraten over de Formule 1
  • Kans maken op toffe prijzen
  • Advertentievrije site * (Plus & Premium)
  • Toegang tot de exclusieve RN365 app (Plus & Premium)
  • En nog veel meer…
* m.u.v. content van derden
Ontdek de mogelijkheden

Deze grote Formule 1-teams faalden faliekant

Grote autofabrikanten die de Formule 1 met grote verwachtingen binnentreden, alvorens met de staart tussen de benen seizoenen later de koningsklasse weer de rug toe te keren. Het is meer dan één constructeur al eens overkomen. RacingNews365 duikt de geschiedenisboeken in.

De afgelopen decennia hebben genoeg Formule 1-teams het loodje gelegd. Vooral kleinere teams, die steevast in de achterhoede reden, verdwenen vaak al snel weer van het racetoneel. Denk recent bijvoorbeeld aan Manor, dat kopje onder ging omdat er geen geld meer was om te opereren in de sport. Toch zijn er ook grote teams geweest waarvan het Formule 1-avontuur uitliep op een flop. Zakken met geld gooiden ze tegen hun F1-project aan, maar resultaten boekten ze nooit. We bespreken er een paar.

BAR (1999 - 2005)

British American Racing, of BAR in het kort, kwam in 1999 in de sport nadat het het Formule 1-team van Tyrrell had overkocht. In het eerste jaar racete het nog met zogeheten Supertec-motoren, alvorens het de nieuwe eeuw inging met Honda-motoren als BAR Honda. Het team was vernoemd naar British American Tobacco, een sigaretten- en tabakbedrijf uit Londen, dat met haar merken als Lucky Strike ook tegelijkertijd naamsponsor was van het Formule 1-team. Al in aanloop naar haar debuutseizoen pakte het team uit met het binnenhalen van Formule 1-wereldkampioen Jacques Villeneuve, die met een lucratief contract naar het team werd gelokt. Het eerste seizoen werd bepaald geen succes, aangezien er geen enkel punt werd gehaald en de auto zo onbetrouwbaar als wat was. Met behulp van motorleverancier Honda werd de weg omhoog in 2000 ingezet, maar grote successen bleven uit. Twee podiumpjes gedurende het derde seizoen van BAR, in 2001, waren de spaarzame hoogtepunten in de beginperiode van het team. Nadat het team in 2002 en 2003 ook geen hoge ogen kon gooien besloot het over te stappen van Bridgestone- naar Michelin banden, waarna er in 2004 eindelijk glorie in het verschiet lag. Jenson Button behaalde meerdere podiumplaatsen en zelfs een poleposition, maar overwinningen bleven uit. Het was wel goed genoeg voor een tweede plaats in het kampioenschap bij de constructeurs. In 2005 was het echter weer over met de pret. Na een kwakkelend begin van het seizoen werd het team zelfs gediskwalificeerd en geschorst voor twee races, waarna de tweede helft van het seizoen nog spaarzaam punten en twee podiumplekken werden gesprokkeld, alvorens BAR de stekker uit het project haalde en de handel verkocht aan Honda, dat vanaf 2006 verder zou gaan als fabrieksteam.

Honda (2006 - 2008)

Honda kocht eind 2005 55% van de aandelen van BAR (het had al 45% in bezit), waardoor het de enige aandeelhouder werd van het team. Het team zou vanaf 2006 dan ook door het leven gaan als Honda Racing Team. Het avontuur van Honda, dat voor het eerst sinds 1968 weer als fabrieksteam op de grid stond, begon hoopvol, met een aantal sterke races en zelfs een podiumplaats in de tweede Grand Prix van het seizoen voor Jenson Button. Het hoogtepunt van het jaar was de Hongaarse GP, waar Jenson Button vriend en vijand verraste en zijn en Honda's eerste overwinning bezorgde. Het seizoen kende pieken en dalen, maar uiteindelijk werd het team vierde in het kampioenschap, wat zeker naar meer smaakte. De twee jaren daarna ging het echter aanzienlijk minder. In 2007 bleek de Honda-bolide simpelweg traag te zijn en waren er veel aerodynamische problemen met de auto. Met hier en daar wat puntenfinishes moest het team genoegen nemen met de achtste plaats in het kampioenschap. In 2008 ging het nog slechter en al vroeg in het seizoen werd de focus verlegd naar de 2009-bolide, aangezien de regels aanzienlijk zouden gaan veranderen. Die Honda-bolide voor het jaar 2009 kwam er echter niet. Vanwege de economische crisis en de tegenvallende resultaten besloot Honda prompt te stoppen met de Formule 1. Ross Brawn kocht het team en werd in 2009 kampioen, wat Honda ongetwijfeld pijn zal hebben gedaan.

Toyota (2002 - 2009)

Al in 1999 maakte Toyota bekend in te willen stappen in de Formule 1. In 2002 was het zo ver. Het begon goed, met een punt voor Mika Salo in de aller eerste race van het team, maar uiteindelijk duurde het drie seizoenen voordat het team echt enigszins op snelheid kwam. In 2005, met Jarno Trulli en Ralf Schumacher als coureurs, werden er vrijwel elke race punten gescoord. Aan het einde van het jaar was de balans redelijk. Vijf podiumplekken en een vierde plaats in het kampioenschap. Het was echter slechts het enige seizoen waarin het team zich echt steevast vooraan kon melden. De vier daaropvolgende seizoenen werden er nog spaarzaam punten gescoord, al had het team in 2009 nog even een opleving, maar het was niet goed genoeg om het moederbedrijf te overtuigen in de sport te blijven. Toyota verdween uiteindelijk uit de Formule 1 met 17 podiumplekken en drie polepositions, maar zonder ook maar een enkele overwinning.

Jaguar (2000 - 2004)

Ford kocht in 1999 Stewart Grand Prix en doopte het om tot Jaguar Racing, om het luxe merk te kunnen promoten. Dat de centen van Ford aanwezig waren bleek uit het aantrekken van Eddie Ervine, maar het eerste seizoen verliep niet bepaald van een leien dakje. Alleen de notoire achterblijvers Minardi en Prost wist het team in het kampioenschap achter zich te houden. In het tweede jaar ging het niet veel beter. Veel organisatorisch getrouwtrek zorgde voor tegenvallende prestaties, al was er wel een lichtpuntje te bespeuren: de eerste podiumplek van het team, in Monaco, gescoord door Irvine. Uiteindelijk werd het achtste in het kampioenschap. De resultaten werden de daaropvolgende jaren misschien wel ietsjes beter, maar ze waren lang niet goed genoeg om moederbedrijf Ford ervan te overtuigen om het nut van de naam van Jaguar in de koningsklasse in te zien. Na een zevende plaats in zowel 2002, 2003 als 2004, ging het team in de verkoop. Een energiedrankjesfabrikant genaamd Red Bull kocht de boel op. De rest is geschiedenis.

Renault (2016 - nu)

Van 2002 tot en met 2010 kende Renault een succesvolle periode in de koningsklasse van de autosport, waarna het even van het strijdtoneel verdween. In 2016 keerde het weer met de borst vooruit terug in de Formule 1. De ambities waren torenhoog, binnen enkele jaren moest Renault weer het gevreesde team worden waarmee Fernando Alonso in 2005 en 2006 wereldkampioen werd. Tot op heden zijn de ambities echter nog niet waargemaakt. Hoewel het team een opmars maakte, was de opmars niet snel genoeg om daden bij de grote woorden te voegen. Keer op keer moesten de ambitieuze doelen worden bijgesteld en veranderde het seizoen waarin het team mee zou strijden om podiumplekken in 2018, 2019, 2020 en inmiddels al in 2021. Momenteel focust het team zich vrijwel volledig op 2021, het jaar dat de regels op de schop gaan. Het hoopt dan plots weer mee te kunnen doen om Grands Prix-overwinningen, maar als het ook dat jaar niet lukt, kan het zomaar zijn dat het Franse moederbedrijf de stekker uit het Formule 1-project trekt.

Viaplay
x
Max Palmer: "Verstappen kon kampioenschap beslissen, maar zette zichzelf buitenspel"