2019. Het jaar waarin de nieuwe generatie vurig aan de deur klopte. Het jaar van de bijzondere, maar teleurstellende comeback. Het jaar waarin toekomstig wereldkampioenen op het scherpst van de snede met elkaar in gevecht gingen. Het jaar waarin Lewis Hamilton wederom de beste was. Maar ook een jaar met een treurig zwart randje.
De twee gezichten van 2019
Ferrari leek na de testdagen in de aanloop naar het seizoen het te kloppen team, maar toch stond Mercedes in Australië ‘gewoon’ weer vooraan. Voor het zesde jaar op rij wist Lewis Hamilton zich in Melbourne te verzekeren van de poleposition. Formule 1-fans wereldwijd, inclusief ondergetekende, slaakten weer een diepe zucht. Zou het dan weer een jaar gaan worden waarin Mercedes, en in het bijzonder Hamilton, de competitie compleet wegvaagt? En zo’n jaar werd het, soort van, zeker in de eerste helft van het seizoen, waarin Mercedes nauwelijks aan het wankelen werd gebracht. Regerend wereldkampioen Hamilton reeg de overwinningen aaneen en nog voor de zomer kon hij eigenlijk al plaats vrijmaken in zijn prijzenkast voor de trofee behorend bij zijn zesde wereldtitel. En zo geschiedde. Twee races voor het einde van het seizoen verzekerde de Brit zich al van titel numero zes. Toch waren de Grands Prix-overwinningen van Mercedes in het tweede deel van 2019 niet meer zo vanzelfsprekend als aan het begin van het jaar. Red Bull en Ferrari wisten beiden drie overwinningen af te snoepen van Mercedes en de totale dominantie van het Duits-Britse team leek eindelijk ten einde. Of de hegemonie van Mercedes ook echt kan worden doorbroken zal volgend jaar, in 2020, moeten blijken.
Het zwarte randje
Voor mij persoonlijk werd het autosportjaar 2019 overschaduwd door drie andere gebeurtenissen. Al tijdens het eerste Grand Prix-weekend, in Australië, kwam de eerste klap. Charlie Whiting, de Formule 1-wedstrijdleider, was in zijn slaap overleden. Zomaar. Plots. Ruim twee maanden later blies Niki Lauda, na een lang ziekbed, eveneens zijn laatste adem uit. Indirect was zijn overlijden het gevolg van zijn zware crash tijdens de Grand Prix op de Nürburgring in 1976. De Formule 1-paddock en fans over de hele wereld rouwden om het verlies van de Oostenrijkse legende. Het was helaas niet de laatste keer dit jaar dat de tranen van verdriet rijkelijk vloeiden. Op zaterdagmiddag 31 augustus sloeg het noodlot in Spa-Francorchamps voor de derde keer dit seizoen toe. Voor mij was die dag een geheel nieuwe ervaring. Het overlijden van zowel Charlie Whiting als Niki Lauda had me enorm aangegrepen, maar de dood van Formule 2-coureur Anthoine Hubert, nog veel meer. Dat racen gevaarlijk is, is duidelijk. Uiteraard ken ik de beelden, zoals die van Ayrton Senna, die in Imola verongelukte, als geen ander, maar als 23-jarige denk je dat zulke trieste gebeurtenissen niet meer voor kunnen komen in de autosport. Live keek ik naar de Formule 2-sprintrace op die desbetreffende zaterdag. Ik was aan het werk. Ik zou een raceverslag schrijven, maar dat zou er uiteindelijk nooit komen.
In plaats daarvan zag ik hoe Hubert verschrikkelijk hard in de flank werd geraakt door collega-coureur Juan Manuel Correa. Mijn maag draaide meteen om. ‘Holy fuck’, mompelde ik, en meteen besefte ik dat dit foute boel was. Dat wordt een lange revalidatie voor die jonge Fransman, zo dacht ik. Al snel werd duidelijk dat het mogelijk nog erger zou zijn dan ik in eerste instantie al vreesde. Toen kwam het telefoontje van mijn collega in de paddock in België. “Hij is overleden, bezweken aan zijn verwondingen”, zo klonk het aan de andere kant van de lijn. Stilte volgde, ik wist niet hoe ik moest reageren. Het raceverslag ging definitief de prullenbak in en met een traan rollend over mijn wang begon ik aan een bericht waarvan ik had gehoopt dat ik het nooit zou hoeven schrijven: een overlijdensbericht. Een overlijdensbericht over een 22-jarige jongeman, die twee maanden jonger was dan ik. Met een brok in mijn keel vervolgde ik het weekend. Die zaterdagavond stond in het teken van Hubert, maar veel woorden kwamen er niet uit mijn vingers. Op zondag ging de Formule 1-wereld ‘gewoon’ weer verder. Het voelde absoluut niet goed om die dag verslag te doen van de Belgische Grand Prix, maar voor het eerst in mijn leven besefte ik dat de dood ook vandaag de dag nog steeds op elk gegeven moment meekijkt over de schouders van de coureurs, degenen die ik al mijn hele leven lang bewonder. Het doet je beseffen hoe veel risico autocoureurs eigenlijk nemen op het moment dat het vizier dichtgaat, de rode lampen uitgaan en het gaspedaal met de rechtervoet geleidelijk wordt ingetrapt, en daardoor bewonder ik ze sinds 31 augustus 2019 nog net wat meer dan ik al deed. Ook in 2020 ga ik onverminderd door met het bewonderen van mijn idolen en hoop ik net als het afgelopen kalenderjaar weer enkele prachtige races te zien, die bij mij slechts voor tranen van vreugde zullen zorgen.
Meest gelezen